HARDe schijf, magneetkop-schijf INTERFACE
DETAIL
Harde schijf: magnetische recording

 
Het schrijven en lezen van digitale informatie naar en van de harde schijf van computers vindt plaats door middel van magnetische registratie. Om contact tussen het lees/schijfkopje met de snel roterende harde schijf te voorkomen is de voorkant van het glijvlakje van de leeskop licht afgeschuind, waardoor een wigvormige filmgeometrie onstaat die een aerodynamische drukopbouw tot gevolg heeft.

De filmdikte die tijdens bedrijf tussen het registratiekopje en de harde schijf onstaat, de zogenaamde "flying height", is een van de belangrijke parameters waarvan de prestatie en levensduur van de harde schijf afhankelijk is. Om de informatiedichtheid op de harde schijf te vergroten is het van belang de vlieghoogte te minimaliseren. Een nulhoogte zou ideaal zijn. Echter, een nulhoogte of contact recording zou leiden tot een hogere wrijving en slijtage van de harde schijf en het leeskopje, met als gevolg een degradatie van prestatie van de harde schijf.

Tegenwoordige harde schijven werken in de buurt van de ML-HL transitie met vlieghoogtes tussen de 5 en 20 nanometer (nm). In een ideaal ontworpen harde schijf interface zou 99.999% van de leeskopmassa gedragen worden door de aerodynamische filmdruk. Echter, door toleranties op de harde schijf onderdelen is de beheersing van het percentage draagvermogen van de film in de praktijk beperkt.
 


Fig.1

Fig.2

Fig.3

Fig.4
 
In Figuren 1-4  zijn verschillende typen van glijvlakjes weergegeven die worden toegepast in harde schijven. De eerste twee types (Fig. 1 en 2) werken met vlieghoogtes in de range van 60 tot 120 nanometer. Deze vlieghoogte is veel groter dan de top-dalhoogte van de oppervlakte ruwheid van harde schijven. Vandaar dat deze glijvlakjes in het HL-regime werken.

De glijvlakjes getoond in Fig. 3 en 4 werken in de buurt van de ML-HL transitie. Het voornaamste verschil tussen de beide uitvoeringen zijn de relatief kortere glijvlakjes en de aanwezigheid van een derde glijvlakje op de rand. De kortere glijvlakjes dragen bij tot het verkleinen van de vlieghoogte terwijl het derde glijvlakje resulteert in een kleiner contact oppervlak tussen het glijvlak en de schijf.

De glijvlakjes weergegeven in Fig. 2 en 4 zijn voorzien van een vorm waarbij door het creeren van cavitatie een onderdruk ontstaat met een kleinere goed beheersbare vlieghooge tot gevolg.
 

 reference University of California http://talkelab.ucsd.edu/index/disk.html

www.tribology-abc.com