Aquaplaning
Aquaplaning is misschien wel de meest bekende vorm van (elasto-)hydrodynamische smering. Het water in de wigvormige geometrie aan de voorzijde van de band kan, door de snelheid, niet snel genoeg zijdelings wegstromen. Hierdoor ontstaat er een zogenaamde hydrodynamische drukopbouw in de waterfilm.

Als deze drukopbouw voldoende is om een hydrodynamische film tussen de band en het wegdek te vormen gaat de tractie verloren, met soms vervelende gevolgen. Vooral met een zachte band ontstaat er een afplatting waardoor er maar weinig drukopbouw nodig is om aquaplaning te vormen. Om de snelheid waarbij aquaplaning ontstaat uit te stellen worden groef patronen toegepast waarmee het water effectief zijdelings kan worden afgevoerd.

Soms treedt aquaplaning op onder je voeten in het zwembad of in de badkamer. Deze vorm van aquaplaning ontstaat niet door een snelheidseffect in langsrichting maar door het zogenaamde buffereffect, een snelheidseffect loodrecht op de film. Het water heeft tijd nodig om tussen je voet en de vloer weg te stromen. Bij een zeer dunne film stroomt het water moeilijk weg waardoor tijd nodig is om contact met de vloer te herstellen.

In de machinebouw is hydrodynamische smering juist zeer gewenst omdat wrijving en slijtage hiermee nagenoeg volledig wordt voorkomen. Om vast te stellen of hydrodynamische smering optreedt wordt vaak een zogenaamde stribeck curve gemeten, dit is een grafiek waarbij de wrijving als functie van de snelheid is weergegeven.

In verbrandingsmotoren zijn de ingenieurs er bijvoorbeeld in geslaagd tussen de meeste bewegende onderdelen een dunne oliefilm te onderhouden (bijvoorbeeld krukas-krukaslagers, zuigerveer-cilinderwand). Bij hydrodynamische smering is vooral de viscositeit van het smeermiddel van belang. De viscositeit is de mate van vloeibaarheid. Een hoge viscositeit betekent dat het smeermiddel dik vloeibaar is. Water heeft ten opzichte van olie een lage viscositeit.
 

www.tribologie.nl